De Genese van de ideologie, de ontwikkeling van het individu.

Toen Copernicus en Galilei bewezen dat de mens op zijn aarde niet het middelpunt was[i] van het heelal en het bestaande, leidden ze daarmee een reeks doffe dreunen in tegen de egoïstisch gecentreerde ideologie[ii] die tot op de dag van heden niet is afgelopen.

Ondanks de verbeten strijd van een lange rij pausen met hun aanhangers en hun protestantse bestrijders, bleken de mensen achtereenvolgens af te stammen van de apies, bepaald door hun materiële omstandigheden, en gestuurd door seksuele driften[iii].

Dat de mensen daardoor een nieuwe kijk op zichzelf kregen, ging gepaard met een andere verassende ontdekking: het kind.

Deze ontdekking is echter pas veel later bewust gedaan, en het kost dan ook de nodige moeite om die ontdekking te reconstrueren. De fransman Ariès beschrijft die ontdekking aan de hand van afbeeldingen en beschrijvingen[iv].

De ontdekking van dat kind heeft echter een duidelijke logica: de ontdekkingen die ik hierboven beschreef kostten niet alleen de volwassenen veel moeite, om niet te zeggen een stevige hoeveelheid traumatische ervaringen, er was één deel van de volwassenen, dat deze ontdekking niet bleek te kunnen doen: de jongsten, dat wil zeggen die volwassenen die zo'n jaar of acht (8) waren.

Deze groep bleef dus achter, en ging zich hoe langer hoe meer onderscheiden van de groep die doorging: dat werden de kinderen.

Ariès beschrijft hoe, in de loop van de geschiedenis, 'het kind' ontdekt werd, ik denk dat het juister is te omschrijven hoe zich een ouder type volwassene ontwikkelde, en hoe die met aanvankelijk geamuseerde verbazing, en later geïntrigeerd ging kijken naar de wezentjes die die ontwikkeling

nog niet hadden doorgemaakt.

Die interesse leidde, naast een aantal maatregelen ter bescherming en ter disciplinering waarover ik het hier niet wil hebben, tot de bestudering van de ontwikkeling van het kind, en de ontdekking van verschillende fases in die ontwikkeling: want het kind wordt volwassen, en haalt dientengevolge zijn achterstand in.

Tot jaloezie van de ouderen, die generaties aan een ontwikkeling moesten besteden. (Dat hadden die ouderen natuurlijk niet echt gedaan, maar de arrogantie waarmee veelouderen zich tegenover kinderen opstellen komt hoofdzakelijk voort uit het feit dat ze gemakshalve het zweet van hun voorouders bij hun eigen, meestal onbetekenende, werk optellen. Zo.)

Het werk van Piaget over de ontwikkelingstheorie slaat dus niet alleen op de ontwikkeling van het kind, maar is ook een genetische kentheorie in het algemeen. Een beschrijving van de manier waarop het menselijke denken zich ontwikkelt.

Hij heeft zich daarbij geconcentreerd op de manier waarop 'mensen' dat spontaan, en zelf doen, zich daar ook in zijn experimentele werk toe beperkt.

Daarop is hij zeer heftig aangevallen door de 'Russische' ontwikkelingspsychologen Leontjef[v] en Vygotsky[vi] (o.a.) die er terecht op wezen, dat kinderen bij het ontwikkelen van hun denken niet buiten de 'volwassenen', en via hen, buiten de bestaande ideologie kunnen.

Deze discussie is echter, voor zover ik kan nagaan, in het vaarwater van de materialistisch-humanistisch discussie terechtgekomen, waar wij (via Althusser) overheen proberen te komen.

In ieder geval zijn de Russische psychologen er nooit in geslaagd om de theorie van de fasen in ontwikkeling zoals die door Piaget werd geformuleerd omver te werpen, ondanks heftige pogingen[vii].

We zullen voorlopig volstaan met de opmerking, dat de inbreng van de Russische psychologen ook vooral op de didactische theorieën is gericht: de plaats die ouderen in (moeten) nemen bij de ontwikkeling die kinderen doormaken. Piaget heeft zich zelf nooit met de didactiek bemoeid; hij

beschrijft hoe in verschillende leeftijdsfasen door kinderen gewerkt wordt aan het overmeesteren van begrippen, en hoe ze opeenvolgende stappen nemen in het logische denken.

Waar Piaget zich bezig hield met het hoe van de ontwikkeling van de menselijke ideologie, daar hield Freud zich als eerste bezig met hetwaarom van die onwikkeling. Freud, oorspronkelijk bioloog[viii] raakte geïnteresseerd in een bepaald soort menselijke ziektes, en ontwikkelde daarover een theorie.

Hij formuleerde daarbij de hypothese, dat er menselijke driften bestaan, die in een strijd raken met de eisen van de maatschappij waaraan die driften weliswaar ten grondslag liggen, maar die daarin niet eenzaambestaan, of kunnen bestaan.

Freud beschreef echter geen 'eisen van de maatschappij' hij beschreef de verinnerlijking van de ouders, als het 'super ego', waartegen het 'es' onder leiding van het 'ego' (de ratio) streed[ix].

Dit 'es' nu zag hij als de bron van het libido, de seksuele energie. Later formuleerde hij, gedwongen door de resultaten die hij bij zijn therapie verkreeg, nog een tweede fundamentele drift, de doodsdrift[x] die in een constante spanning met het libido zijn weg zocht in hetmenselijk handelen.

Het is heel belangrijk, dat Freud zijn theorie ontwikkelde in een strijd tegen 'ziekte', ofwel situaties in mensen die hij beschouwde als niet juist en bestrijding behoevende: Freud moest werken met mensen die hij te respecteren had, en gegevens die hij niet kon negeren op straffe van het mislukken van zijn therapie, die zijn doel was.

Zijn uitspraak: "Een Psychoanalyse is nu eenmaal geen vrijblijvend wetenschappelijk onderzoek, maar een therapeutische ingreep; ze wil in wezen niets bewijzen, maar alleen iets veranderen.[xi] vormt een raakpunt tussen veel niveaus in mijn betoog. Ik kom daar dan ook nog op terug.

Vanaf Freud lopen weer twee, inmiddels bekende lijnen: de Humanistische psychologie onder leiding waarschijnlijk van Maslov[xii] en naar de radicale psychologen waaronder de schot Laing, die de nadruk, of de determinatie van de psychische ziektes in het materiële, maatschappelijke vlak leggen[xiii].

Maslov (een Amerikaan) legt in zijn werk de nadruk op de gezonde mens, en houdt er een duidelijk aan Piaget verwante zienswijze op de groei van de mens op na. Hij breidde in zijn motivatie theorie de stellingen van Freud over de fundamentele menselijke driften uit tot een beschrijving van een groot aantal waarden, die een onderlinge hiërarchie hebben: biologische als honger, dorst, vervolgens 'veiligheid': zekerheid, orde, dan 'geborgenheid, liefde' , daarna 'waardering': prestige, succes, en uiteindelijk 'zelfactualisatie'[xiv].

Ik denk dat deze bijdrage aan het beeld van mensen zeer groot is geweest, maar Maslov schijnt op een of andere wijze het slachtoffer geworden te zijn van hoon vanuit de materialistische hoek. Nou ja. Als Amerikaans humanist zijnde ligt dat misschien 'wel al te zeer in de lijn van de verwachting, zeker als we zouden moeten constateren dat deze strijd hoofdzakelijk door napraters en epigonen wordt gevoerd.

We zullen ons concentreren op de door Maslov beschreven 'esteem' need, (waarderingsbehoefte). Hij doelt hierbij op een voor de ontwikkeling van de menselijke identiteit noodzakelijke reactie van de omgeving op een menselijke individu.

Mensen ervaren hoe hun handelen door hun omgeving wordt opgemerkt, en hoe daarop wordt gereageerd. Deze reactie is één van de elementen die nodig zijn voor de ontwikkeling van een mens[xv].

Mensen ervaren soms, vaak, ook, dat er niet op hen wordt gereageerd. Zij worden daar 'ziek' van. De humanistische psychologie heeft daarvoor hoofdzakelijk via Rogers (ook Amerikaan) de zogenaamde 'Rogeriaanse' of 'Client-centered therapie' ontwikkeld, die gebaseerd was op een empatische (invoelende) houding van de therapeut[xvi].

De patiënt die een tekort aan erkenning heeft verwerkt in een ziektebeeld waarin hij zichzelf ontkent, wordt als het ware een overdosis erkenning toegediend. De therapeut wordt bijna een spiegel van de patiënt. Als Maslov dan ergens niet serieus genomen wordt, Rogers is inmiddels

tot een bron van vermaak geworden. En dat uitsluitend omdat zijn demente navolgers dachten dat ze door middel van het zeggen van Hm,Hm, therapie konden bedrijven, omdat deze bevlogen Rogers had geprobeerd uit te leggen hoe hij werkte[xvii].

Hoe dan ook, Rogers moet duidelijk worden beschouwd als een epigoon van de individualisatie van een ziektebeeld, zoals dat door Nijhof wordt beschreven. Afgezien van alle belachelijk makerij moet dan ook worden geconstateerd dat Rogers zich nauwelijks bezig houdt met de oorzaken van de problemen van zijn cliënten: het ontbreken van een maatschappelijke waardering.

Dat nu is het werk van de radicale psychologen.

Laing beschrijft met behulp van de termen 'bevestiging' en 'ontkenning', (confirmation, disconfirmation) de maatschappelijke bron van de menselijke identiteit[xviii].

In zijn beschrijving van het ziektebeeld van Julie[xix] aan wie door haar moeder elke invloed op haar omgeving was ontzegd, raken de conclusies van Seligman, Freud, Maslov en de materialisten elkaar: Een beeld van de mate waarin je invloed hebt op je omgeving wordt niet alleen opgebouwd door een individu, het wordt ook, en met name bepaald door de omgeving: de mate waarin die omgeving invloed toestaat.

Onze eigen Jan Foudraine heeft beschreven hoe positief het geven van invloed als therapeutisch model werkt[xx] maar ook dat onze maatschappij nu juist voor dat soort therapie geen ruimte geeft: zijn experiment met een beperkte mate van zelfbeschikking voor psychiatrische patiënten liep uit in een ingreep die op die in Dennendal[xxi] leek .

Zo.

Voordat ik nu over ga tot hetslot van dit hoofdstuk, de beschrijving van het ontstaan van fatalisme, wil ik even in het kort samenvatten wat de gedachtegang in het voorgaande is geweest:

1. Elk mens bouwt zijn eigen, (tegelijk die van zijn soort) ideologie op.

2. Dat gebeurt in fases die duidelijk kwalitatief van elkaar verschillen.

3. Elk mens heeft bepaalde driften, behoeftes, die de motor zijn van zijn streven, mens te zijn.

4. Een van die behoeftes is 'erkenning', waardering', of ook wel: invloed op je omgeving.

5. Als die behoefte niet wordt vervuld is dat oorzaak van psychische stoornissen.

6. Maatschappelijke condities bepalen in hoeverre die behoefte wordt vervuld.




[i]Als U dat zelf eens opzocht.

[ii]J.Piaget, B.Inhelder '66: p. 115: de 'kinderlijke egocentriciteit', zie noot 31/30

[iii]resp. Darwin, Marx,Freud

[iv]P.Ariës, Centuries of childhood, A Social History of Family Life, Parijs '60,

[v]De 'Holzkampgroep', Psychologie en Marxisme, Amsterdam '77, H.9, Leontjew's bijdrage tot de marxistische psychologie. Waarin duidelijk gemaakt wordt, hoe Leontjew de historische ontwikkeling van het

menselijk bewustzijn, en de maatschappelijke context van de individuele ontwikkeling benadrukt, hetgeen niet wezenlijk in strijd is met Piaget, hoewel Piaget, zoals gezegd, daar niet veel aandacht aan besteed schijnt te hebben.

[vi]J.F.Vos, Lev Semenovic Vygotsky, uit 'Onderwijskundigen van de twintigste eeuw' (intermediairbundel)

Amsterdam '77, en De methodenstrijd in de onderwijsvernieuwing, Groningen '76, p.245-252.

Vygotsky, vooral op het onderwijs geconcentreerd, omschrijft de plaats van de volwassene in het didactische proces.

[vii]De these van Piaget, dat elk kind bepaalde fasen moet doormaken, impliceert vanuit het individu bepaalde invloed op ontwikkeling. Geprobeerd is deze theorie te ontkrachten door kinderen begrippen te leren hanteren, die ze volgens Piaget niet konden hanteren.

Vlgs. Peter van Wijk, psychologiestudent, lid van het kindertheater geweest, werden schijnbare resultaten van dit werk ontkracht nadat gebleken was, dat kinderen dat dan alleen konden met de kleur kralen aaan de hand waarvan ze b.v. 'aantal' hadden 1eren hanteren.

Werd door een andere proefnemer de proef herhaald met een andere kleur kralen dan konden ze het niet meer. Peter, wanneer krijg ik mijn litteratuurverwijzing?

[viii]S.Freud, Analyse van de fobie van een vijfjarige jongen (De kleine Hans) , uitgave Boom, daarin de biografie en tijdtabel, pp.168.e.v. '79.

[ix]R.L.Morgan, Freud's Persoonlijkheidstheoriën, in 'Hedendaagse Psychologie, New York '72.

[x]S.Freud, Het levensmysterie en de Psycho-analyse, (Jenseits des Lustprinzips.)

[xi]S.Freud, De Kleine Hans, '79, p.118.

Dat terugkomen. zal gebeuren in een ander stuk over de methode van wetenschappelijk onderzoek die bij dit soort terrein hoort: De filosofen interpreteren, het komt er op aan te veranderen. Wel, een wetenschap, een ideologie van de verandering, dient een methode te hebben die 'zich verheft op de materiele daad van de verandering'.

[xii]C.Wilson, van Freud naar Maslow, Nieuwe wegen in de psychologie, Rotterdam '73.

[xiii]R.D. Laing, The divided Self, 'London '60, en:Self and Others, London '61.

[xiv]A.B.Maslow, Motivatie en persoonlijkheid, Rotterdam, '70.

[xv]Ook: R.D.Laing, '61, p.98.

[xvi]C.R. Rogers, Cliënt als middelpunt. Boston '51.

[xvii]Zoals b.v. Vrolijk,Dijkema en Timmerman, in 'Gespreksmodellen', een geprogrammeerde instructie (notabene een gedrags-techniek!) om het 'invoelende gesprek mee te leren. Hm. Alphen aan de Rijn,'71.

[xviii]Ook: R.D.Laing,'61, p.98.

[xix]C.R.,Rogers, Cliënt als middelpunt. Boston '51

[xx]J.Foudraine, Wie is van Hout. Een gang door de psychiatrie. Bilthoven '71. Gezien zijn recente escapade met een Indiase goeroe zal deze referentie wel enige scheve grijnzen teweegbrengen. Ik zie echter niet hoe dit de inhoud van 'Wie is van hout' kan veranderen.

[xxi]DENNENDAL, ja, Was U toch niet vergeten?