"DE MOET EN HET MAG"



De Achtergrond van het plan: Het opkomend racisme.

 
 

In heel Europa neemt de zorg toe over het opkomende radikaal-nationalisme, gepaard met fascistische en racistische verschijnselen.
Die zorg echter blijft de zorg van een minderheid. Een groot deel van de burgers laat deze ontwikkeling koud, en een steeds groeiend deel radicaliseert zich in extreem-nationalistische richting.

Slachtoffer van deze radicalisering zijn de in ons land levende allochtone minderheden, daarom treffen wij steeds vaker vertegenwoordigers uit deze groepen aan in de discussie over het racisme in de media.
Hierdoor lijkt het alsof het nationalisme en het racisme een zaak is tussen autochtonen en allochtonen, temeer omdat vaak ook een deel van de schuld bij de allochtonen wordt gelegd onder het burgerlijke motto: "waar er twee vechten, hebben er twee schuld".

Lang geleden, in de thans zo veelvuldig verguisde jaren zestig (of was het al vijftig?) schreef een lid van de zwarte beweging, (Franz Fanon? Malcolm-X? Eldridge Cleaver?):
 

"RACISME IS NIET HET PROBLEEM VAN DE ZWARTEN,
HET IS HET PROBLEEM VAN DE WITTEN".


Onder andere dit inzicht heeft veel bijgedragen tot de ontwikkeling van een eigen zwarte identiteit.

Het is tragisch, dat de waarheid van deze uitspraak, die de zwarte beweging zo'n kracht heeft gegeven, nooit wezenlijk is doorgedrongen tot ons, leden van de blanke, westerse cultuur. Oorzaak daarvan is onze eigen arrogantie, ons eigen gevoel superieur te zijn.
De oorzaak is precies wat er bedoeld werd met "het probleem van de witten": namelijk dat wij door onze eigen angsten worden geblokkeerd als we proberen de afstand tussen ons en 'de vreemden' te overbruggen.

De goed-geschoolde, progressieve Europese blanke ziet zichzelf nog steeds als voorvechter van 'meer rechtvaardigheid', van 'democratie', van 'vrijheid', en zo voort.
Die visie stamt uit de negentiende eeuw: de tijd dat rechteloze textielarbeiders werden uitgebuit door nietsontziende kapitalistische bazen die slechts uit waren op privé-winst om daarmee in hun eigen decadente behoeften te voorzien.

De tijden zijn veranderd, maar ons denken niet.

Wij kunnen ons nog steeds mateloos opwinden als de een of andere fabrieksdirecteur 'het leven van de arbeiders op het spel zet' door bijvoorbeeld de milieuregels niet goed na te leven. En nog steeds worden we wanhopig als de ingeschakelde politiek machteloos blijkt, en als de juridische instanties geen vat op dat soort figuren krijgen.

Dat komt omdat wij weigeren onder ogen te zien dat die malverserende fabrieksdirecteur en die 'uitgebuite arbeiders' inmiddels zijn vervloeid tot één klasse: die van de blanke uitbuiter op wereldschaal.
De 'uitgebuite arbeiders' zijn allang geen onwetende, domme, arbeidskrachten meer. Ze hebben televisie thuis, en zelfs in de meest rechtse kranten en T. V. programmaas ontkomen ze er niet meer aan: ze weten heel goed wat ze doen als ze waarschuwingslabels van verboden producten negeren, ze weten heel goed dat ze hun werkgelegenheid riskeren als ze alle wettelijke regelingen respecteren.

En zij niet alleen: wij weten allemaal heel goed wat we doen als we de producten uit hun fabriek toch gebruiken of exporteren.
Niemand die zich met deze problemen bezighoudt kan zich onttrekken aan de conclusie dat wij bezig zijn om op onverantwoordelijke wijze om te springen met de natuurlijke hulpbronnen, en het onrecht in de economische verhoudingen op wereldschaal alleen maar vergroten.

En daarom houdt men zich maar liever niet meer met deze problemen bezig en geeft de schuld van dit alles aan een kleine groep 'kwaadwillenden'.
De meerderheid ziet zich liever als slachtoffer van die kleine groep
kwaadwillenden in deze maatschappij, de progressief droomt zich genoeglijk in de rol van Don Quichote die de kwaden bestrijdt. terwijl hij de cynische opmerkingen van Sancho Blokker Panza verwelkomt als het broodnodige zout in de veel te vette ochtendpap.

Meer formeel uitgedrukt:
Opgevoed met het socialistische gedachtegoed zijn wij er nog steeds aan gewend om onze eigen samenleving te zien als een samenleving waarin meer en minder bevoorrechte bevolkingsgroepen strijden om hun rechten op materiële en sociale voorzieningen.
In werkelijkheid heeft deze 'strijd' nog slechts een puur ritueel karakter, en wordt ze gevoerd door een daarvoor betaald kader in historische lichamen waarvan niemand in het dagelijks leven nog het belang voelt: politieke partijen, vakbonden.

In de werkelijkheid is er een geheel andere strijd gaande: een, waarin alle burgers van het rijke westen op gelijke wijze worden bedreigd door een wereldbevolking die zich bewust begint te worden van de schrijnende tegenstellingen tussen noord en zuid, tussen oost en west.

De voormalige 'uitgebuite klasse' in het westen, die zich door haar organisaties beschermde tegen de 'uitbuitende kapitalisten', heeft ontdekt dat de vroegere uitbuiters niet langer hun vijand zijn, maar hun medestanders in een conflict op wereldschaal.

Vandaar dat de drift naar ontwikkeling, naar kennis, bij de 'uitgebuite klasse' is omgeslagen naar een afsluiting, naar een 'het niet willen weten', naar een 'Wir wollen es nicht gewußt haben'-mentaliteit, waarbij van de media in de eerste plaats verstrooiing wordt geëist.

Dit is bijvoorbeeld de achtergrond van het fenomeen dat een van oorsprong sociaal-geïnspireerde organisatie als de Partij van de Arbeid tot de ontdekking komt dat haar achterban in relatief korte tijd elke belangstelling voor actieve solidariteit verloren blijkt te hebben.
Illustratief is de hulpeloosheid en het ongeloof van het geïsoleerde kader van deze organisatie, dat zich enerzijds in de steek gelaten voelt door haar achterban, en anderzijds er niet toe kan komen om in te zien dat de strijd die ze eens vertegenwoordigde zich niet langer binnen onze maatschappij afspeelt.
In de werkelijkheid buiten de politiek beseft elk lid van onze rijke beschaving het maar al te goed: daar in Rusland, daar in Afrika, daar in het Nabije Oosten, daar pikken ze het niet meer-
En: als wij ons niet beschermen, dan komen 'ze' het binnenkort hier halen.

Dit besef is geen fantoom, geen drogbeeld.
Nee, het is gesteund door de feiten, het is juist.
Maar dit besef is bepaald nog geen inzicht.

Het wordt met alle macht onderdrukt, geweerd uit de dagelijkse gesprekken, geweerd uit de analyses op de televisie, het is een groot zwart monster dat zich in ons onderbewuste wentelt en keert, dat onze nachtmerries kleurt.
Onbewust. en dus ook onhanteerbaar als het zijn kop opsteekt in de kreet van nagenoeg hysterische massa's op de voetbaltribunes en in de stemuitslagen van de 'armere wijken'. Dit besef neemt de vorm aan van een weggestopte doodsangst

Waarom wil dit besef geen inzicht worden?
Omdat wij slechts die inzichten kunnen verdragen die wij in een vorm van overeenstemming kunnen brengen met een gevoel voor oplossingen.
Op het moment dat wij geen oplossing zien, of beter, op het moment dat wij de mogelijke oplossingen niet willen accepteren, kunnen wij niet anders dan het inzicht in het probleem verbannen uit ons dagelijks bewustzijn.

Is er dan geen oplossing?

Jawel, maar die oplossing houdt zonder meer in dat wij onze uitzonderlijk rijke en bevoorrechte positie op deze aarde zullen moeten opgeven. Dit inzicht, dat in de jaren zestig door leek te breken, is geweigerd in onze cultuur.
En het is het proces van die weigering geweest dat zich in de zeventiger en tachtiger jaren aan ons heeft voorgedaan als de (Amerikaans geïnspireerde) ver-egoïsering en veryupping van onze maatschappij.

In dit proces hebben wij het besef, dat zich tot inzicht dreigde te ontwikkelen, teruggedrongen naar ons onderbewuste omdat we de consequenties niet aankonden. En we konden ze niet aan, omdat die consequenties strijdig waren met alles wat de generatic vóór ons, onze ouders, ons na de traumatische ervaring in twee wereldoorlogen had ingegrift. Ingegrift hebben ze onze ideeën over vrijheid, over het belang van materiële welvaart, over ons recht op vrede, ons recht op bescherming, ons recht op leven.

Wij, op onze beurt, zijn druk bezig om diezelfde ideeën in onze kinderen te griffen.

Bij het terugdringen van inzicht naar het onderbewuste is bovendien een slachtoffer gevallen: de rede . Rede is dàt, wat een besef tot inzicht maakt. De rede is de structurering van de intuïtie, het is het verband tussen onze emoties en de realiteit. De rede was bovendien, sinds het eind van de middeleeuwen, het specialisme van de Europese intelligentsia.Ter wille van het behoud van de welvaart heeft de intelligentsia afstand moeten doen van haar geloof in die rede, ze heeft de rede moeten relativeren, en haar tenslotte waardeloos moeten verklaren.

Zo moet het opkomend egoïsme dus noodzakelijkerwijs gepaard gaan aan cynisme, het enige wapen van de intellectueel die zich van zijn intelligentie niet meer mag bedienen: spot, arrogantie en bluf tegenover elke nieuweling in onze cultuur die begint na te denken en logische vragen te stellen.
 
 


Terug InhoudVerder