"DE MOET EN HET MAG"



"De Moet"
 
Essentieel aan 'De Moet' is het element van de verplichting.
De verplichting die velen van ons, gewend aan of zelfs geïndoctrineerd met het begrip 'vrijheid' tegen de borst zal stuiten. Hoe zullen we het voor elkaar krijgen om zo'n verplichting op te leggen aan zo'n eigenzinnig gebied in onze samenleving als 'het onderwijs'?
Vergeten doen we daarbij dat het onderwijs op zichzelf al een en al 'plicht' is. We verplichten onze kinderen om de jaren waarin ze het meest open staan voor kennis uit de samenleving, door te brengen binnen de muren van gebouwen waarin juist die samenleving wordt buitengehouden.
We verplichten onze jongeren deel uit te maken van het leger, waar ze kennismaken met de bevel-is-bevel ideologie.
We vergeten dat, omdat deze plichten zozeer in het verlengde liggen van de maatschappij zoals we die kennen, dat we ze evenmin als dwingend ervaren als de stalen vangrails langs de snelweg.

In 'De Moet' ontwerpen we verplichtingen voor onze kinderen die haaks staan op onze eigen ingebakken gevoelens over de samenleving. We wéten dat het belangrijke verplichtingen zijn, maar ons egoïstische gevoel zegt iets anders.
Daarom moet 'De Moet' ook 'De Moet' heten- omdat we onszelf eraan zullen moeten blijven herinneren, dat het echt moet, dat we onze kinderen deze heftige ervaring werkelijk moeten toedienen, net als een injectie tegen pokken.

Het effect van 'De Moet' valt nauwelijks te overschatten.
Niet alleen zal 'De Moet' effect hebben op onze jeugd, over een jaar of twaalf (als we nu meteen beginnen).
Vooral zal 'De Moet' meteen al effect hebben op de Amsterdamse samenleving. Want kunt U zich voorstellen welk een woedend gehuil er in eerste instantie door burgerlijk Amsterdam zal snellen als de deelraad Westerpark besluit om dit project te realiseren?

Heel rechts Amsterdam zal te hoop lopen met hun argumenten om dit project te stoppen: en zichzelf daarmee in een doodlopende hoek manoeuvreren.
Want hoe duidelijker ze hun weerstand zullen formuleren, hoe helderder de egoïstische achtergrond van deze weerstand naar buiten zal komen.

Heel intellectueel Amsterdam zal zijn cynisme erop botvieren, en, geconfronteerd met de reële mogelijkheid om dit plan te laten gebeuren voor de keuze gesteld worden om haar welgedane fatalisme glashelder tentoon te stellen- of te laten varen-
Heel allochtoon Amsterdam zal weer terug het vertrouwen krijgen dat de Amsterdammers werkelijk van plan zijn het opkomend racisme bij de wortel aan te pakken, namelijk bij zichzelf. Natuurlijk zullen daarmee niet op slag de uitingen van racisme verdwijnen- maar ze zullen worden overschaduwd door de maat van 'De Moet'.

En zodra de Amsterdammers, zichtbaar voor iedereen, op deze schaal werken aan het bestrijden van de echte oorzaken, zal ook de bestrijding van de symptomen (die natuurlijk door moet gaan) van haar futiliteit zijn ontdaan.

Maar het allerbelangrijkste is, dat de Amsterdammers zelf weer vertrouwen zullen krijgen in hun eigen toekomst: de kinderen. Puur en alleen door het lef op te brengen zo'n groot project op te zetten waarin die kinderen heel helder naar het moment worden geleid waarop ze het heft in handen krijgen, en waarop ze de verantwoordelijkheid voor hun positie in de wereld in de praktijk zullen kunnen brengen.

Dat vertrouwen in zichzelf zullen de Amsterdammers overigens niet gratis krijgen. De discussies over de realisering van 'De Moet' zullen diepe tegenstellingen tussen de Amsterdammers onderling aan het licht brengen. Daar is niets aan te doen, die tegenstellingen zijn er, en we weten het allemaal. Maar de schoonheid van een plan als 'De Moet' is, dat het een ideale concretisering is: een positieve toetssteen in deze discussie. Men zal weten waarover de discussie gaat. Niet langer zullen vaagheden als 'de economische toekomst van Amsterdam', of 'de werkgelegenheid' kunnen dienen als rookgordijnen waarachter de politieke discussie verdwijnt. Nee, het zal gaan over de concrete bereidheid van het ambtelijke apparaat om onze beslissing dat we deze ervaring voor de jeugd willen creëren, om te zetten in daden. In de verplichting aan het onderwijs om mee te werken, in
de bereidheid vanjustitie om belangrijke oordelen over te laten aan jonge meerderjarigen.

En dan zullen we eens zien of onze ambtelijke top flexibeler is dan die in Oost-Europa, die we nu zo graag belachelijk maken. Blijkt ze dat te zijn?
Goed, dan kunnen we daar ook trots op zijn.
Blijkt ze dat niet te zijn? Dan weten we waar onze werkelijke tegenstanders zitten-
Heel levend Amsterdam zal zijn élan terugvinden: omdat dit een plan is dat voldoende schaal heeft om werkelijk moeilijk te zijn, maar ook om zicht te geven op een toekomst die niet per definitie somber en negatief is.
'De Moet' zal als plan in staat zijn om de armoedige excuus-acties die we voeren om ons geweten te sussen, de collectes, de benefietmarkten, om te zetten in een werkelijk effectvol project.
Effectvol, omdat het een concreet plan is, gelokaliseerd in een overzichtelijk aantal gebouwen, te realiseren met een overzichtelijke hoeveelheid geld, op een plek die centraal genoeg is om alle Amsterdammers iets te zeggen.
Effectvol, omdat het groot genoeg zal zijn om Amsterdammers het gevoel te geven dat er werkelijk iets gebeurt.

Talrijk zullen de deskundigen zijn die komen uitleggen dat dit plan onmogelijk kan slagen. Laten we, als we naar ze luisteren, vooral niet vergeten dat dit dezelfde deskundigen zijn die ons vijf jaar geleden nog uitlegden dat ontwapening geen reële optie was. Die het voor onmogelijk hielden dat de veranderingen die wij in de afgelopen twee jaren hebben meegemaakt in minder dan veertig jaar zouden kunnen plaatsvinden, omdat "veranderingen in de maatschappij nu eenmaal heel traag gaan", of zelfs "nu eenmaal onmogelijk zijn".

Laten we goed naar ze luisteren, maar laten we dat met een glimlach doen, en laten we vooral beslissen dat verandering begint met de wil om te veranderen, in plaats van hen om een bewijs daarvoor te vragen.

Essentieel voor 'De Moet' is de verplichting.

Vroeger kenden we de dienstplicht, die niet alleen militair zijn functie had, maar ook een sterke symbolische waarde had voor de verantwoordelijkheid van de individu in de bescherming van de waarden van de gemeenschap waar hij deel van uitmaakte.
In een tijd waarin de waarde van de militaire dienstplicht voor velen volstrekt raadselachtig is geworden, omdat de middelen waarvan onze oorlogsindustrie zich is gaan bedienen op geen enkele wijze meer in verband staan met de morele waarden die wij graag verdedigd willen zien, kan 'De Moet' een nieuwe inhoud geven aan de manier waarop wij de verplichtingen aan onze morele waarden willen vormgeven. Niet meer als de plicht tot doden, maar in een bredere zin, om de plicht tot het beschikken over het lot van anderen tot een tastbare, concrete en persoonlijke verantwoordelijkheid te maken.

Net als de dienstplicht vroeger, zal 'De Moet' jonge mensen vertrouwd maken met een essentieel aspect van hun verdere leven: namelijk dat bijna elke beslissing die ze in hun werk zullen nemen, ergens, op een indirecte manier, gevolgen heeft voor het leven van anderen.

In het kader van 'De Moet' concentreert de opgroeiende jeugd zich op de essentie, op de definitie van zijn eigen samenleving. De bepaling van 'wie wel en wie niet', het ontwerp van de criteria voor 'De Nederlander', die iedere jongere dus persoonlijk een keer zal hebben gedaan, maakt dat ze zich zullen realiseren waar ze in de wereld precies staan, en vooral ook: waar ze willen staan. Het feit dat ze dan ook uiteindelijk de verantwoordelijkheid krijgen om echt de poort tot de Nederlandse samenleving te zijn, betekent dus ook in werkelijkheid, van de oudere generatie de taak krijgen om deze samenleving opnieuw te vormen.
Verantwoordelijkheid is een van de kernbegrippen die wij in onze cultuur hoog waarderen. Maar tegelijkertijd is het een begrip waar we nog maar nauwelijks vat op hebben. Bestaat het wel? Heeft een mens bepaalde verplichtingen, of ligt zijn lot vast? In de joods-christelijke traditie waaruit onze cultuur voortkomt en waaraan ze dus ook haar positieve kwaliteiten te danken heeft, wordt verantwoordelijkheid zeer ambivalent benaderd, en heeft ze altijd dicht tegen de zonde aan gelegen.

De zonde, gesymboliseerd in de val uit het paradijs, veroorzaakt door het eten van de boom der kennis, materialiseert zichzelf nog steeds, ook vandaag, in het schuldgevoel. Schuld voor de wandaden, begaan door onze voorgangers, schuld voor de wandaden, begaan door de voortrekkers van onze cultuur in het verleden en het heden.

Verwoede pogingen worden gedaan om ons te onttrekken aan deze traditionele erfenis, om ons te ontdoen van het schuld- en zondebesef. Dat kan leiden tot de ontwikkeling van egoïsme, maar ook tot een modern verantwoordelijkheidsgevoel.

In 'De Moet' staat die verantwoordelijkheid centraal. Een verantwoordelijkheid waarin de boom der kennis tot een boomgaard is geworden, en haar vruchten tot hoofdmaaltijd in een moderne, niet-paradijselijke wereld.
In die wereld wordt het oordeel ook niet meer aan een hogere instantie voorbehouden, of uitgesteld naar de eindtijd. Het oordeel ligt weer in het centrum van de verantwoordelijkheid, en de techniek om te oordelen kent uiteindelijk ook weer een centrum: de rede.

Die rede is in onze cultuur helemaal geen onbekende, maar zoals we hierboven al zeiden, ze is het slachtoffer geworden van onze angst.

Zo is 'De Moet' voor onze jeugd dan gestructureerd:

De realiteit, de rede, het oordeel, de verantwoordelijkheid.
 


Terug InhoudVerder