De terugkeer van de rede in het Kunstendebat. 

1
De overwinning van de angst voor de rede.

Het gevecht tegen de rationaliteit is niet van gisteren. Al sinds Newton vecht de mens tegen het gevoel dat de rationaliteit hetzelfde is als de causaliteit, en dat de causaliteit de werkelijkheid vastlegt in een nimmer eindigende keten van oorzaak en gevolg die geen ruimte laat voor een schepper, laat staan voor de scheppende, verantwoordelijke mens. De tragiek wil, dat de rationaliteit het gevecht tegen deze benauwende causaliteit al lang gewonnen heeft. In de quantum mechanica en de chaoswiskunde zijn oorzaakloze oorzaken en onvoorspelbaarheid in de causaliteit al lang aanvaard. Maar de menselijke strijd tegen de ratio wil meer: ze is niet alleen op zoek naar het besef van mogelijkheden, ze wil
de absolute vrijheid, ze wil los van de verantwoordelijkheid, ze wil geen onderdeel van de natuur zijn, maar er boven staan: ze wil macht.

De strijd tegen de ratio heeft, onder andere door Wagner en Nietzsche, een vorm aangenomen als zou de mens, als underdog, strijden tegen het megalomane monster van de rede. Maar sinds de middeleeuwen, (en eigenlijk al sinds Socrates), is de rede het menselijke wapen tegen de macht. De mens zonder wapens, de mens die fysiek geweld wil voorkomen, kan daarvoor maar één middel inzetten: zijn intelligentie. En de domheid, de macht, de elite die belang heeft bij de instandhouding van de onmenselijkheid, of het nu de Kerk, de Kapitalist, De Fascist of de Partijleider is, heeft daarom maar een vijand: de rationaliteit.

In de tijd dat deze tegenstelling zich nog binnen onze cultuur bevond, was de strijd tegen de rede ook hier te vinden. Maar de tijden zijn veranderd. Onze rijke, West-Europese cultuur is nu in haar geheel de domme, visieloze bruut geworden die de wereld als haar eigendom beschouwt. Onze hele cultuur vreest nog maar één ding, en dat is de rationaliteit die zegt dat het zo niet langer kan. In de zeventiger jaren heeft de rede een harde nederlaag geleden in Europa en plaats gemaakt voor de filosofie van het ego, het cynisme.

Er is inmiddels een generatie kunstenaars die niet zelf het gevecht tegen de knellende banden van de rede heeft gevoerd. Deze generatie heeft eenvoudigweg geleerd de rede te wantrouwen, hoofdzakelijk op opleidingen die zelf de toets van redelijke kritiek niet kunnen en willen doorstaan. 'De overwinning van het hart over het hoofd', het primaat van het gevoel, de intuïtie, over de logica, de superioriteit van de abstractie over het reële, het zijn de moderne dogma's in de kunst.

Toch is de rede ook voor de moderne kunstenaar veel meer dan hij wil beseffen als de lucht die hij ademt, als de zwaartekracht voor de balletdanser, als de sinus voor de musicus, een conditio sine qua non.

De kunstenaar is opgevoed in het geloof dat rede en gevoel elkaar uitsluiten, elkaars tegenpolen zijn - maar in werkelijkheid zijn rede en gevoel gradaties van hetzelfde, als verschijningsvormen van massa: gas, vloeistof, vast. Zoals sneeuw kristalliseert uit het water in de lucht, zo kristalliseert zich uit gevoel intuïtie, en uit intuïtie rede.

Emotie, gevoel, intuïtie en ratio, het zijn slechts verschijningsvormen van de menselijke hoedanigheid.

Er is geen kunstenaar die zonder rede werkt, er is geen kunstenaar die zonder rede leven kan: ook de kunstenaar die het bestaan van de rede in alle toonaarden ontkent protesteert als hij bij de bakker geen geld terugkrijgt of als zijn subsidie 'zonder reden' wordt ingetrokken.

Daarom moet de rede zijn rechtmatige plek krijgen in het leven van de kunstenaar. Dat betekent, dat de kunstenaar zichzelf, zijn bestaan, zijn werk, even compromisloos moet openstellen voor rationele analyse als voor het intuïtieve gevoel van zijn publiek.

De angst voor de ratio is als de angst voor het lege vel papier of voor het lege doek: zonder haar te kennen is men geen kunstenaar, zonder haar te overwinnen ook niet.

Het is niet de rede, die overwonnen worden moet, het is de angst voor de rede. Want ja, de rede is angstwekkend, en terecht. De mens is niet superieur over de rede, de rede is een kracht als de sex. Met de rede omgaan is ook: haar aanvaarden zelfs als ze onaanvaardbaar schijnt.
Want het is nooit de rede die onaanvaardbaar is, wij zijn het zelf. Strijd moet niet plaatsvinden tegen de rede, maar binnen de rede, niet tégen ons denken, maar mèt ons denken - tegen onszelf.

Het strijdperk voor die strijd is de Kunst.
 


2
De overwinning van de angst voor het Oordeel




De Kunst is het strijdperk van de mens tegen zichzelf en in deze strijd draait alles om het oordeel.

Het oordeel in deze strijd is echter niet wat wij geleerd hebben dat een oordeel is. Het is niet het eind, de oplossing, de aanwijzing van de winnaar.

Het oordeel in deze strijd is het antwoord op vragen als: was dit een slag? Was deze slag raak? Heeft hij schade aangebracht? Waaraan? Het oordeel is een middel, een evaluatie, in een keten van niet-causale gebeurtenissen: creatieve aanvallen van de mens op zijn zekerheden. Het oordeel is een trede van een trap die we zelf bouwen, een trede waarop we kunnen gaan staan om de volgende te creëren.
 
 

We hebben het oordeel leren kennen als iets heel anders. We hebben het oordeel leren kennen als de beslissing van een superieur. We hebben dat leren kennen toen we kind waren, en de superieur superieur omdat hij geen kind was maar een volwassene. Het oordeel als het laatste oordeel, het oordeel als iets dat gevreesd moet worden, het oordeel als het woord van god.

De school, het gezin, modellen van machtsverhoudingen uit de middeleeuwen, waarin het nieuwe altijd de weg van het oude moet gaan, waarin het oude per definitie het nieuwe overziet, waarin de metafoor van het hoge en het lage het enige beeld is dat ons ter beschikking staat.

Zo is ook het dagelijkse oordeel dat wij kennen in de kunst: de superieure uitspraak van de deskundige, van de recensent, van de subsidiegever: de koning en zijn paladijnen. Het is de duim omhoog of de duim naar beneden, het rapportcijfer, overgaan of zakken, de klap of de zoen.

Toch is er in de kunst ook voortdurend dat andere oordeel: in de blik van een beeldhouwer, een schilder, zij oordelen anders, niet als god, maar als vragensteller: is het zo? Of is het anders? Het oordeel als resultaat van een zoeken naar begrip, als voorstel voor een inzicht, als basis voor een hypothese. De kunstenaar legt zijn resultaat voor aan zijn publiek, of hij dat nu zelf is of een ander, en verleidt, of dwingt, tot een oordeel.

Kunst is oordelen, oordelen is kunst.
 
 

terug
inhoud
volgende >