De stroming als bewust gehanteerd model.

Cobra was een strominkje, een vriendenclub, een kongsie van kunstenaars die een kritische grens overschreed en daarom een aantrekkende werking kreeg. Maar Cobra was ook een toevalligheid, een niet bewuste samenloop van gebeurtenissen en verbanden.

Een stroming zou, bewust opgebouwd als tegenmodel voor bijvoorbeeld een vakbond, kunnen worden tot een ongelofelijk veel dynamischer en synergetischer geheel, waarin kunstenaars met grofweg vergelijkbare richtingen uit alle disciplines elkaar vinden in financiering, maar ook in discussie, techniek, en publiek.

Maar daar is heel wat voor nodig.

De eerste barrière die geslecht moet worden is de onderlinge minachting, de arrogantie en het verbod op navolging.

De historische kunstenaar is de eenling, de originele geest, de schepper van een uniek (en daardoor waardevol) kunstwerk.

De fundamentele kunstenaar bestaat in een netwerk. Zijn werk is, als hij het goed doet, inspiratie voor anderen, hij laat zich ook inspireren. Dat betekent dat hij niet per definitie ten koste van alles elke keer volledig opnieuw begint, hij is niet een willoos veertje op de wind die vernieuwing eist, maar hij schept een consequent, zich langzaam uitdijende structuur van betekenissen, een structuur waarin hij zelf ontstaat. Sommigen smijten zich daarbij ver in onbekende gebieden en breken volledig nieuwe gaten in de chaos, anderen graven zich eindeloos diep in het ogenschijnlijk volledig bekende en creëren dààr volledig nieuwe werelden.

Waar het om gaat is dat zij elkaar kennen, dat zij elkaar zien en elkaars betekenis tot zich kunnen laten doordringen en tot de hunne maken.

Kunstenaars bestaan niet alleen ten opzichte van een breed publiek, ze bestaan ook, en misschien zelfs vooral, ten opzichte van elkaar. Het is daarom ook goed dat binnen een stroming er zowel een breed raakvlak is met het grote publiek, als wel gebieden die alleen voor geestverwanten begrijpelijk zijn. Essentieel is dat een kunstenaar die zich op een bepaald moment diep in het vernieuwende gebied bevindt er niet het idee op na gaat houden dat hij de echte kunstenaar is, en zijn collega die dagelijks optreedt voor een groot publiek niet. Het is juist dit soort dichotomie die de kunst steriel gemaakt heeft.

Binnen een stroming bestaat ook geen noodzakelijk onderscheid in professionaliteit.

Ruimtelijk betekent dit dat locaties herkenbaar bezet moeten gaan worden door groepen kunstenaars met uiteenlopende disciplines: een stad als Amsterdam leent zich daar natuurlijk uitstekend voor, maar Nederland als geheel is ook zeker dicht bevolkt genoeg. De beheerders van die locaties moeten op zich kunstenaars zijn met intuïtie voor de essentie van een stroming, en geen enkele remming als het er om gaat hun accommodatie aan te passen aan de eisen van een bepaalde artistieke vorm. Steve Austen is bijvoorbeeld zo iemand, die het Shaffytheater bijna wist te ontwikkelen tot het centrum van een stroming. Slechts de arrogante afwijzing van de breed aansprekende kunstvarianten heeft er uiteindelijk toe geleidt dat het Shaffy verzandde- maar die arrogantie was misschien ook een van de essenties van de stroming die het Shaffy vertegenwoordigde, want ook een stroming in haar geheel kan natuurlijk arrogant zijn.

Zulke 'schouwburgdirecteuren' (Ritsaert ten Cate was daar ook een voorbeeld van) zijn natuurlijk machteloos als de kunstenaars zelf niet overgaan tot onderlinge cohesie. Ze verdwijnen dan in het niets, in schrijnende tegenstelling tot de kunstbonzen die altijd wel weer de een of andere functie of gebouw voor zichzelf creëren.

De kunstwereld is zo steriel geworden, dat ze zich zelfs niet meer realiseert wáár momenteel zich die basis in de massa bevindt: dat is niet alleen in de televisie, maar dat is ook bij voorbeeld in restaurants en de disco's.

De accommodatie van een stroming zou uiteindelijk een herkenbare groep gebouwen moeten zijn die het centrum is voor kunstenaars in alle disciplines, die ook gezamenlijk produkties maken, en die in productioneel opzicht samenwerken. Uitgevers en ateliers zouden daarvan deel uit moeten maken, maar ook opleidingen. Die opleidingen zouden niet zozeer geformaliseerd zijn, maar het zouden in eerste instantie tal van plekken zijn waar eenvoudig werk ten behoeve van de kunstproductie wordt verricht: affiches drukken, figuratie, garderobebeheer, kantinewerk,
maar ook: dicht bij kunstenaars zijn, aanwezig in ateliers. Leerlingen moeten een economische factor zijn in het geheel, ze verrichten ongeschoolde arbeid, maar ze moeten ook een factor zijn voor de kunstenaar: het zijn, al dan niet in natura, betalende leerlingen.

Binnen een stroming is plaats voor discussie op het niveau van de waardering, de evaluatie. Binnen een stroming is ook plaats voor de erkenning van de waarde van een mislukking, voor de mogelijkheid om de consequenties van een mislukking te verwerken in nieuwe produkties.

Binnen een stroming is het ook mogelijk dat de noodzaak voor een kunstenaar om aan te geven in welke categorie hij hoort vervalt en binnen de stroming is ook plaats en noodzaak voor aanpalende gebieden als bijvoorbeeld de wetenschap.

De kritiek binnen een stroming bestaat niet alleen op basis van 'afstand', maar ook, en vooral inde vorm van interpre-tatie van betekenis, en wordt geleverd door wetenschap-pers, politici, vooraanstaande beoefenaars uit hoogge-schoolde beroepen, door sporters, etc.

De kunst is pas zinvol als ze stof levert voor verhitte debatten tussen politici, sterker, ze zou het zich ook als taak moeten stellen de metaforen aan te bieden waardoor de discussie over de maatschappelijke realiteit begrijpelijk wordt voor iedereen. Zo was dus de aanval van een Amerikaans politicus op de ongehuwde moeder in een soap in het geheel niet belachelijk: integendeel. Op dat moment hadden zowel de soap als de politicus contact met het brede publiek, en had de enige discussie voor kunstenaars onderling nog moeten zijn over de vraag of de aangeboden metafoor die door de soap was gecreëerd wel een valide verhouding had met de realiteit.

In plaats daarvan was er hoon voor de politicus- en dat tekent de verwording van de kunst en het niveau van het intellectueel debat.

Soap zou ook het terloopse resultaat kunnen zijn van een dergelijke stroming: een bijprodukt voor de lokale televisie, en een vlag voor een stroming in de onderlinge rivaliteit tussen de stromingen als de danswedstrijden tussen de Tangoscholen in Argentinië.

Ook de kunst voor jeugd zou een essentieel onderdeel moeten zijn voor elke stroming: niet alleen als ingang voor een nieuwe generatie, maar ook als de plek waar de meest essentiële intuïties en de moeilijkst te grijpen betekenissen worden aangeboden op het moment dat de nieuwe persoonlijkheid (het kind) zich de cultuur eigen maakt.

De stromingen zouden ook de logische opvolgers worden van de oude televisie-zendgemachtigden, en daarmee zouden ook op even logische wijze de gelden die binnen de meer massale vormen van de cultuur vanzelfsprekend zijn, een cirkelgang kunnen beginnen binnen die stroming, en daar tot in alle uithoeken functioneel worden. Hier ligt de oplossing van de crisis in de huidige omroep.

Natuurlijk zullen stromingen splitsingen kennen, en fusies, in die zin is het stromingenmodel de logische opvolger van de Nederlandse zuil, waarin ook alle categorieën van het maatschappelijk leven een plaats hadden.

Voor een stroming is het nodig dat kunstenaars hun oude organisatievormen afwerpen, de verouderde collegialiteit met discipline-genoten afwerpen en solidariteit zoeken met kunstenaars wier werk zij in andere disciplines waarderen.

Daarvoor zullen ze zich ook buiten hun disciplines moeten gaan oriënteren, voor zover ze dat niet allang doen, op zoek naar wat zij, op intuïtieve basis, ervaren als kwaliteit.

Dat betekent dat eigenlijk alle kunstenaars zouden moeten komen tot een positief verlanglijstje van kennissen in alle disciplines, en dat die lijstjes vervolgens in een soort dating-analyse zouden moeten omgewerkt ('clustering'). In die clusters zou vervolgens een infrastructuur moeten komen van accommodaties waarvan beheerders zich met zo'n cluster kunnen identificeren, en die daarin ook actief willen functioneren, en ook van producers, uitgevers, etc. Deze accommodaties zouden zich door middel van de keuze voor een stroming ook profileren naar het publiek, zodat uiteindelijk ook voor het publiek de ingang naar verschillende stromingen op duidelijke plaatsen mogelijk wordt. Eenmaal daarbinnen kan ook het publiek zich mee-specialiseren, als het daar zin in heeft, maar het kan ook tevreden zijn met die uitingen die zich direct tot hen richten zonder drempel- en het mag zich daardoor niet geminacht voelen.

Subsidies zouden aan stromingen gegeven moeten worden als het grote publiek dat accepteert (beter nog: wil), en als het nog nodig is (wat idealiter natuurlijk niet het geval zou moeten zijn). Subsidies moeten binnen stromingen worden beheerd, technisch op de manier waarop nu de fondsen voor de kunsten in het leven zijn geroepen, inhoudelijk op basis van onderlinge discussie en waardering.

Subsidies zouden uitsluitend mogen dienen voor middelen die binnen de stroming in onderling bezit zijn, en voor basislonen, vergelijkbaar met de huidige uitkeringen, voor kunstenaars die kiezen voor een gebied waarvan slechts enkele collega's het belang inzien.

Recettes en andere inkomsten vanuit het publiek zouden dan kunnen zorgen voor de salarissen van die kunstenaars die voor die recettes zorgen.

De stromingen zouden ervoor moeten zorgen dat de gigantische financiële uitstroom naar oplichters, beunhazen, profiteurs en manipulators vanuit het kunstenvlak een halt wordt toegeroepen, en dan zou het bestaande geld voor de kunsten wel eens meer dan toereikend kunnen blijken te zijn.



 
 
 
terug
inhoud
 volgende >