29
april 1996 Betreft: Nota
Beste Marc-Jan,
Hierbij kan ik meedelen dat we met belangstelling kennis hebben genomen
van je
nota "Over Kwaliteit en Organisatie in de Kunst", zoals je die enige
tijd geleden
aan de bond en aan het vakgroepsbestuur hebt aangeboden.
De filosofische beschouwing die je houdt over de kunstenaar en zijn
positie in het
kunstenveld en in de maatschappij is boeiend, maar nogal somber en
vaak cynisch
van toonzetting. Hoewel die sombere benadering ongetwijfeld voor een
groot deel
op je praktijkervaringen gebaseerd zal zijn, hebben wij de neiging
hier enige
nuancering in aan te brengen.
Wij kunnen ons niet in alle opzichten vinden in het beeld van de kunstenaar
als
"Jan Lul", zoals je dat zo plastisch uitdrukt.
Wij zijn van oordeel dat zijn positie toch wel degelijk beter is en
meer mogelijkheden
biedt dan we uit je nota mogen lezen.
Dat veel kunstenaars vervolgens deze mogelijkheden onvoldoende uitnutten
en zich te vaak afhankelijk maken van anderen, is ook voor ons een
teleurstellend
gegeven. Vandaar dat we daarin ook als Kunstenbond FNV een taak zien.
Je opmerkingen dat veel kunstenaars het debat hierover schuwen kunnen
we
grotendeels volgen. Daarbij moet worden opgemerkt dat de materie ook
wel erg
complex is, zoals je in de nota zelf al aangeeft. Veel kunstenaars
brengen het niet
op om op de wijze, zoals jij dat in je nota gedaan hebt, de problematiek
te
analyseren.
Voor een deel zal dat ook veroorzaakt worden door het feit dat
prioriteit wordt gegeven aan het uitoefenen van het vak teneinde enerzijds
bij te
dragen aan het culturele leven en anderzijds om daardoor voor het banale
maar o
zo noodzakelijke "brood op de plankl" te kunnen zorgen.
Het is ook de praktijk, die het niet eenvoudig maakt om de bestaande
organisatie-
structuur om te buigen in een, die niet van de techniek maar van de
richting
uitgaat. Je kunt wel stellen dat de kunstenaar zijn claim op bescherming
van de
"Koning" moet laten vallen. Zoals je zelf al stelt zijn er inmiddels
redelijk
vaststaande maatschappelijke structuren ontstaan. Deze structuren veranderen
zal
geen eenvoudige zaak zijn, los nog van de vraag hoeveel kunstenaars
daartoe
bereid zijn.
Voor het debat tussen kunstenaars over hun positie wil de Kunstenbond
FNV
graag een podium bieden. Zonder dat we vanuit je nota nu meteen concrete
aanknopingspunten hebben gedestileerd voor een aanpak op korte termijn,
zal jouw
pleidooi voor een benadering op basis van het stromingenprincipe in
de toekomst
ongetwijfeld aandacht krijgen.
Wij danken je hartelijk voor je inbreng.
Met vriendelijke groeten,
Piet van Buul,
algemeen secretaris. |