Onaf denken:
 


Stappen  naar aanleiding van goed en kwaad.

INLEIDING.

1.
In wezen is er maar een vraag die moet worden beantwoord, namelijk deze: wat is de bron van het kwaad?

2.
Want nadat we het antwoord op deze vraag hebben vastgesteld wijst zich vanzelf een pad naar de juiste manier van omgaan met het kwaad.

3.
Misschien klinkt het vreemd, maar de vraag naar 'de bron van het goede' is in wezen niet essentieel.

4.
Omdat wij met het goede namelijk geen probleem hebben.

5.
Natuurlijk kan het zijn dat de vraag naar de bron van het kwaad, en de vraag naar de bron van het goede, hetzelfde antwoord blijken te hebben,maar daar hoeven we niet van uit te gaan.
 

HET KWAAD.

6.
de eerste vraag moet zijn: "is er kwaad?"

7.
Over het antwoord op deze vraag is men het namelijk al niet eens.

8.
Dat komt omdat het begrip kwaad op meerdere manieren gedefinieerd kan worden.

9.
Ten eerste in de objectiviteit.
Dat wil zeggen, bestaat er ook een 'kwaad' buiten het menselijk oordeel? Bestaat er een 'natuurlijk kwaad', dat bijvoorbeeld ook geldt voor de manier waarop de zee met de rotsen omgaat?

10.
ten tweede in de subjectiviteit.
Dat wil zeggen, bestaat er een oordeel 'kwaad' in het menselijk denken? Waarschijnlijk is dit dezelfde vraag als: "bestaat er een oordeel in het menselijk denken"

11.
ten derde in de 'proto'subjektiviteit.
Dat wil zeggen, is er een derde niveau van 'oordeel', dat buiten de werkelijkheid staat en buiten het menselijk oordeel, dat daaraan vooraf gaat of er boven staat? Dit is de vraag naar bijvoorbeeld een God, of een ideaal.

 12.
Er is nog een reden waarom de mensen over de vraag 'is er kwaad' al verschil van mening kunnen hebben.

Men verschilt namelijk van mening over de vraag: kan de mens, met zijn denken en/of met zijn gevoel, zijn intuitie, hierover tot een juiste gedachte komen?
Ofwel: beschikt de mens eigenlijk wel over instrumenten die het hem mogelijk maken deze vraag aan te pakken?

13.
Meestal hebben de mensen die met elkaar discussieren over 'de bron van het kwaad' geen idee dat ze het al op deze niveau's met elkaar oneens zijn, en daar door wordt de duscussie dan ook buitengewoon verward.

14.
Als er over de vraag naar het kwaad gedacht kan worden, en gediscussieerd, dan gebeurt dat met behulp van onze taal, en ons denken.

15.
De mensen die er van uitgaan dat het menselijk denken niet toereikend is voor het beantwoorden van deze vraag, die kunnen dus ook niet deelnemen aan de discussie.

16.
Dat betekent dat elke mening die zij op dit gebied verkondigen waardeloos is, in de zin dat zij niet door middel van gedachten en woorden te 'vatten' is en dus ook niet van konsekwenties te voorzien. Dat wil zeggen dat men eenvoudigweg geen gevolgen kantrekken uit een standpunt over kwaad, omdat wij nu eenmaal met behulp van ons denken gevolgen verbinden aan een uitspraak.

17.
Het probleem is, dat deze mensen zich echter juist met veel vuur aan discussies over het kwaad weiden, en uitspraken over ontoereikendheid van het menselijk denken alleen gebruiken als
middel om hun tegenstanders onschadelijk te maken. Hun eigen denken beschouwen zij niet als ontoereikend.
 
 
 
 

x.
Is er een werkelijkheid?
daar is niet achter te komen.
x.
Als er geen werkelijkheid is, dan is er maar een individu, n.l. jij, de lezer. In dat geval heb jij deze woorden geschreven. De konsekwenties daarvan kan ik niet overzien, maar de reden waarom jij nu doorleest ontgaat me dan. Ergens moet daarvoor een grond zijn, en misschien ligt die grond in dingen die ik voel als de verschijning van het kwaad. Jij bent daar dan namelijk de enige oorzaak van.

 y.
Als wij nadenken over de wereld en ons afvragen: Wat is er eigenlijk? wat bestaat er? dan is de eerste stap die we nemen de volgende gedachte:
Ik denk, dus ik ben.

y.
Deze stap is mischien al zo veel omvattend, dat we haar moeten onderverdelen in een aantal stappen. Maar let wel, dat kunnen we pas doen nadat we de bovenstaande gedachte hebben geformuleerd.

y.
Als we een onderverdeling gaan maken, dan proberen we na te gaan, wat zich (in het echt, in theorie? dat doet er op dit moment niet toe) afspeelt- nog voordat wij met denken beginnen.
Maar let wel, dat doen we door middel van denken!

y.
als we ons afvragen wat er gebeurt in de overgang van niets tot ons denken, dan ervaren we de volgende fases, denk ik.

 
1.
bewustzijn.
er is iets dat begint te ervaren.

2.
tijd.
het allereerste aspect van de ervaring is, dat de ene ervaring na de andere komt. Zonder tijd is er geen ervaring, dat wil zeggen dat de eerste ervaring tijd moet zijn.

3.
meervoudigheid.
het tweede aspect van de ervaring is dat er meerdere ervaringen zijn, ofwel, dat de ervaring bestaat uit delen.

4.
verband.
het derde aspect moet zijn, dat er verband bestaat tussen ervaringen.

5.
pijn.
ergens bij de eerste ervaringen moet de ervaring 'pijn' zijn.
Misschien is dat wel noodzakelijkerwijze de eerste ervaring; ik heb een sterk gevoel in die richting, maar ik kan dat nog niet plaatsen.

6.
welbehagen.
als de pijn verdwijnt zal de tweede ervaring die moet komen, welbehagen zijn.

7.
samenhang.
hier is de ervaring van 'verband' versterkt: er ontstaat ordening in ervaringen, ervaringen blijken in groepjes bij elkaar te horen.

 8.
Causaliteit en Handelen.
Nu is de oervorm van wat ik denken noem, tot stand gekomen, en het gevolg daarvan is:
Handelen.
Dat betekent niet, dat er voordien geen handelen was! Alleen, nu is er handelen gekomen dat gevolg is van denken, en in het denken gaat dat samen met een speciale vorm van samenhang, namelijk Causaliteit.

9.
Logica.
Gevolg van het besef van causaliteit is dat er een klasse van ervaringen komt die een bepaald soort onderling verband hebben, dat we later zullen leren kennen als de logica.

10.
Waarneming
Nu pas staan we open voor een verschil tussen ervaringen van 'binnen' (wat later 'ik' zal zijn) en buiten, (wat later 'de werkelijkheid' zal zijn) de ervaringen van 'buiten' zijn de waarnemingen.

11.
werkelijkheid.
door middel van waarnemingen worden we ons bewust van iets dat we werkelijkheid noemen.



Index
Contact